Inleiding
In dit samenvattende hoofdstuk wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de financiële resultaten van het gevoerde beleid in het jaar 2021. Daarmee wordt een antwoord gegeven op één van de zogenoemde 3 W-vragen, namelijk “wat heeft het gekost?”. Dat inzicht geven we aan de hand van diverse visualisaties, zoals grafieken en tabellen. Die visualisaties tonen veelal de gerealiseerde cijfers van 2021 in relatie tot eerdere cijferreeksen, zoals de stand van de primaire en bijgestelde begroting 2021 én de jaarrekeningcijfers van 2019 en 2020. Dat kan u helpen om te beoordelen hoe de cijfers van 2021 zich verhouden tot het verleden.
Het financieel samenvattende beeld zoomt eerst in op de gerealiseerde lasten die verantwoord zijn in de programma’s (exploitatie) en op de investeringsprojecten. Daarbij wordt inzicht gegeven in de verantwoorde lasten per programma en per uitgavencategorie. Vervolgens wordt op eenzelfde wijze ook inzicht gegeven in de verantwoorde baten. Daarna wordt aangegeven wat het jaarrekeningresultaat is van 2021 en hoe zich dit verhoudt tot de eerder afgegeven prognoses. Daarbij geldt dat ook dit jaar het saldo van baten en lasten fors positiever is dan eerder was gedacht. Dit wordt met name verklaard vanuit een lagere realisatie van lasten dan was voorzien in de bijgestelde begroting. In de analyse op de verschillen tussen de jaarrekeningcijfers en de bijgestelde begroting wordt dit nader geanalyseerd, gecategoriseerd en van een verklaring voorzien.
Vervolgens wordt de financiële positie van de provincie toegelicht aan de hand van de financiële kengetallen. Via het vastgestelde kleurenpallet van groen-geel-rood krijgt u daarmee in één oogopslag inzicht in de kwalificatie van de kengetallen per einde van het boekjaar 2021. In de analyse op die kengetallen geven we inzicht in de ontwikkeling van het provinciale banksaldo (liquiditeit). Ook wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van het eigen vermogen van de provincie, waarbij met name wordt ingezoomd op het verloop van de bestemmingsreserves.
Tot slot worden de opgedane inzichten vanuit het jaarrekeningtraject vertaald naar enkele conclusies en verbeterpunten die we in 2022 en verder oppakken. Steeds met als doel om het inzicht en overzicht van de cijfers te verbeteren.
Voor een meer gedetailleerd in de beleidsmatig gerealiseerde prestaties per programma verwijzen wij u naar hoofdstuk 2 ‘Programma’s en Overzicht Overhead’, waar per programma een toelichting is opgenomen. Die toelichting volgt de indeling van de doelenboom van 2021, die onderverdeeld is in beleidsdoelen, meerjarendoelen en de daarbij opgenomen indicatoren en behaalde resultaten. Voor een uitgebreide toelichting op de financiële resultaten per programma ten opzichte van de bijgestelde begroting 2021 verwijzen wij nu naar hoofdstuk 4 ‘De jaarrekening’, waar in onderdeel 4.6 ‘Verschillenanalyse’ dit in detail is toegelicht.
Inzicht in de financiële prestaties
In het jaar 2021 heeft de provincie ruim € 548 miljoen aan lasten verantwoord, waarvan € 464 miljoen in de exploitatie en € 84 miljoen in de investeringen. Aan de batenkant is voor ruim € 482 miljoen verantwoord in de jaarrekening, bestaande uit € 481 miljoen baten in de exploitatie en € 1 miljoen aan baten op investeringsprojecten (bijdrage van derden). In het vervolg van deze paragraaf wordt hier nader inzicht in gegeven.
Lasten
Exploitatielasten
De provincie heeft in 2021 € 464 miljoen aan lasten verantwoord (exclusief stortingen in reserves) om de gewenste doelen en taken te realiseren. Dit was 8% minder dan we begroot hadden (2020: 13%). In bovenstaand figuur is inzichtelijk gemaakt hoe de omvang van dit lastensaldo zich verhoudt ten opzichte van voorgaande jaren, en ten opzichte van de primaire en de bijgestelde begroting 2021.
Exploitatielasten per programma
De exploitatielasten in het jaar 2021 zijn met name gerealiseerd in het programma Bereikbaarheid. Met € 247 miljoen maakt dit meer dan 50% van de totale lasten uit. In dit bedrag is ook de € 43,964 miljoen opgenomen die wij van het Rijk hebben ontvangen ter compensatie van de gevolgen van corona in het openbaar vervoer. Deze beschikbaarheidsvergoeding geven wij weer door aan de concessiehouders. De gerealiseerde lasten in de overige programma’s is in bovenstaand figuur weergegeven.
Exploitatielasten naar soort
Het grootste deel van de gerealiseerde exploitatielasten in het jaar 2021 bestaat uit verstrekte subsidies (inclusief inkomensoverdrachten). De door ons van het Rijk ontvangen beschikbaarheidsvergoeding voor het OV i.v.m. corona storten wij door naar de concessiehouders. Die doorstorting verantwoorden wij als lasten, en wordt ook als een subsidie beschikt. Vanwege de omvang van dit incidentele bedrag is dit in bovenstaand figuur apart inzichtelijk gemaakt. Per saldo komt het totale aandeel van de subsidies daarmee uit op 48%.
De overige materiële lasten vormen 28% van het lastentotaal. Voorbeelden hiervan zijn beheer en onderhoud van (vaar)wegen en trams, lasten die samenhangen met de eigen bedrijfsvoering, diverse uitgevoerde onderzoeksopdrachten en de inzet van externe inhuur ten behoeve van incidentele programma’s en projecten.
De gerealiseerde personeelslasten bedragen 20% van de totale realisatie en tellen op tot € 94 miljoen. Deze lasten worden gevormd door de werkgeverslasten van in dienst zijnde medewerkers, diverse overige personele lasten en de lasten van inhuur die op openstaande vacatures zijn ingezet. Ook is hierin de storting in de nieuwe voorziening ‘spaarverlof’ opgenomen van bijna € 4 miljoen. Deze voorziening dient ter dekking van toekomstige lasten als medewerkers dat spaarverlof opnemen en er dan behoefte ontstaat aan tijdelijke vervanging.
Het resterende deel van de gerealiseerde lasten à € 20 miljoen bestaat uit de afschrijvingslasten van bezittingen van de provincie. Voorbeeld hiervan zijn gebouwen, trams en infrastructuur en diverse hard- en software. De kapitaallasten bedragen 4% van de totale gerealiseerde lasten in 2021.
Lasten op investeringsprojecten
De provincie heeft in 2021 € 84 miljoen gerealiseerd aan investeringen. Dit bedrag is inclusief de overdracht van het Merwedekanaal vanuit de provincie Zuid-Holland van ruim € 14 miljoen dat niet in de begroting was voorzien. Het Statenvoorstel dat daar betrekking op heeft is op 26 januari 2022 behandeld in de commissie BEM (2022BEM15). Omdat dit een administratieve overheveling is van activa tussen twee provincies en het bedrag niet in de begroting 2021 is opgenomen, is omwille van de vergelijkbaarheid dit bedrag uit de bovenstaande grafiek gelaten van ‘rekening 2021’.
Investeringen maken geen onderdeel uit van de provinciale exploitatielasten, maar worden als bezittingen (activa) op de balans verantwoord. Na ingebruikname wordt op de investeringen afgeschreven. In volgende jaren komen deze afschrijvingen ten laste van de begroting. Ruim 35% van de gerealiseerde investeringen in 2021 heeft betrekking op een tweetal grote projecten in het openbaar vervoer: de Vernieuwde Regionale Tramlijn en de busremise op locatie Westraven.
In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde investeringen van de afgelopen jaren weergegeven, inclusief de in de primaire en bijgestelde begroting 2021 verwachte investeringsbedragen. Hieruit blijkt dat de gerealiseerde investeringen lager liggen dan in de jaren 2019 en 2020. Dit geldt eveneens ten opzichte van de bijgestelde begroting 2021 waarbij sprake is van een onderbesteding van ruim € 26 miljoen. Bijna 55% van deze onderbesteding (€ 14 miljoen) betreft projecten die gekoppeld zijn aan het programma openbaar vervoer. De drie belangrijkste oorzaken van de opgetreden onderbesteding zijn hierna opgesomd:
- In de uitvoering van de Verlengde Regionale Tramlijn was vertraging opgetreden. Het definitief ontwerp voldeed niet aan alle eisen omtrent documentatie en daarom heeft de aannemer meer onderbouwingen moeten aanleveren. Tevens zijn diverse restpunten van de ombouw SUNIJ-lijn doorgeschoven naar 2022 om uitgevoerd te worden tijdens de buitendienststelling voor Spooromlegging Nieuwegein City.
- Hoewel de wens was om de Uithoflijn financieel geheel in 2021 af te ronden blijven er toch nog restpunten uit opgestelde verzoeken tot aanpassing (VTA’s) doorlopen in 2022. Voor het deelproject Directieleveringen is daarom nog een aanvullende VTA opgesteld. Dit project hangt ook samen met Nieuwegein City.
- Door capaciteitsgebrek zijn er meerdere uitvoeringsprojecten door geschoven naar 2022.
Baten
Exploitatiebaten
De provincie heeft in 2021 ruim € 481 miljoen aan baten verantwoord. De helft hiervan betreft de vanuit het Rijk ontvangen uitkering uit het provinciefonds. Naast de provinciefonds uitkering vormen de opcenten op de motorrijtuigenbelasting met € 134 miljoen het belangrijkste deel van de inkomsten. In 2021 hebben wij incidentele compensatie vanuit het Rijk ontvangen voor de gevolgen van corona in het openbaar vervoer. Deze beschikbaarheidsvergoeding bedraagt € 43,964 miljoen (9%). De resterende baten zijn opgenomen onder bijdragen van derden en bevatten de huurbaten van de OV-infrastructuur en van externe huurders van het provinciehuis verantwoord, en diverse (specifieke) bijdragen vanuit gemeenten en het Rijk.
Baten op investeringsprojecten
De provincie heeft in 2021 ruim € 1 miljoen aan bijdragen van derden op investeringsprojecten verantwoord. Deze bijdragen van derden aan investeringsprojecten worden ook op de balans verantwoord. Dit dient in samenhang te worden bezien met de gerealiseerde investeringen die hiervoor zijn benoemd.
Het jaarrekeningresultaat en een toelichting op de verschillen
Rekeningresultaat
Het rekeningresultaat over het jaar 2021 bedraagt afgerond € 59,8 miljoen. Dit is het saldo van baten en lasten ná verrekening met de bestemmingsreserves. Dit rekeningresultaat is € 42,1 miljoen hoger dan het bedrag dat we op basis van de bijgestelde begroting hadden verwacht. In onderstaande tabel is het gerealiseerde saldo van baten en lasten 2021 weergegeven, afgezet tegen de bijgestelde begroting 2021 zoals deze bij de Slotwijziging 2021 is gepresenteerd.
In onderstaande tabel zijn de rekeningresultaten van de afgelopen jaren visueel gepresenteerd, inclusief het verwachte saldo dat bij de Slotwijziging 2021 is gepresenteerd (bijgestelde begroting 2021). De rekeningresultaten kennen door de jaren heen een grote fluctuatie, waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen.
Toelichting op de verschillen
In de Bijgestelde begroting 2021 zijn we uitgegaan van een voordelig jaarrekeningresultaat van afgerond € 17,7 miljoen. De belangrijkste verklaringen die we hiervoor bij de Zomernota en de Slotwijziging hebben benoemd, zijn als volgt:
- Lagere kapitaallasten door vertraagde realisatie van investeringen in 2020 en een vertraagde ingebruikname van o.a. de busstalling Westraven en de SUNIJ-lijn: € 9,4 miljoen;
- Hogere baten vanuit de mei- en septembercirculaire: € 4,7 miljoen;
- Vrijval van budgetten in 2021, omdat de lasten pas in 2022 worden verantwoord: € 2,7 miljoen.
Bij de jaarrekening 2021 blijkt echter dat het jaarrekening resultaat € 42,1 miljoen hoger is en uitkomt op een voordelig jaarrekeningresultaat van afgerond € 59,8 miljoen. In onderstaande tabel maken we inzichtelijk hoe dit verschil cijfermatig tot stand komt bij de verschillende programma’s, het Overzicht Overhead en de onderdelen algemene middelen en stelposten.
Toelichting verschil exploitatielasten
Evenals vorig jaar zien we dat in 2021 de gerealiseerde lasten fors lager zijn dan waar we in de bijgestelde begroting van zijn uitgegaan. Het verschil bedraagt bijna € 41 miljoen. De belangrijkste verklaringen voor dit opgetreden verschil zijn hieronder weergegeven:
- In 2021 zijn diverse subsidieaanvragen niet tijdig door ons beschikt. Evenals vorig jaar was ook dit jaar sprake van een grote werkdruk bij het team subsidies waardoor er achterstanden in de verwerking zijn ontstaan. Ook zijn diverse aanvragen voor een subsidie pas begin 2022 door ons ontvangen. Voor gemeenten geldt bijvoorbeeld dat zij door Covid-19 niet alle capaciteit beschikbaar hadden om tijdig een volledige aanvraag in te dienen. Conform de geldende financiële regelgeving mogen we deze lasten nog niet verantwoorden in het jaar 2021, maar pas nadat de beschikking is afgegeven. Dit leidt in het jaar 2021 tot circa € 20 miljoen aan lagere lasten.
- Diverse al lopende programma’s en projecten zijn vertraagd en enkele nieuwe programma’s en projecten zijn later opgestart dan we eerder hadden voorzien. Dit werd mede veroorzaakt door de van rijkswege afgekondigde maatregelen om het Covid-19 virus te bestrijden en alle beperkingen die daaruit voortvloeiden. Daarnaast zijn we voor de realisatie van beleidsdoelstellingen veelal afhankelijk van samenwerkingspartners, ondernemers en inwoners. Een voorbeeld van een vertraging betreft de sanering van de grond in een N2000-gebied waar schaarste is aan bepaalde materialen. Een ander voorbeeld betreft het uitstel van de invoering van de Omgevingswet. Ook wordt de eerste tranche voor de Vroegefasefinanciering niet in 2021, maar pas in 2022 aangevraagd. In totaliteit leiden de vertragingen tot circa € 10 miljoen aan lagere lasten.
- Bij beheer en onderhoud was sprake van lagere onderhoudskosten doordat er door Covid-19 minder is gereden, waardoor er minder correctief onderhoud benodigd was. Ook de diverse onderhoudslasten aan de trams van de provincie waren hierdoor lager. Dit leidt in het jaar 2021 tot circa € 2 miljoen aan lagere lasten.
- De resterende € 8 miljoen aan lagere lasten kent diverse oorzaken . We noemen er enkele ter illustratie:
- In programma 3. Bodem, water en milieu was per abuis in de begroting uitgegaan van een volledige besteding van de middelen à € 3 miljoen voor een saneringsproject, terwijl dit in werkelijkheid in meerdere boekjaren wordt verantwoord.
- In hetzelfde programma was ook een bedrag van € 3 miljoen geraamd aan grondaankopen, die in werkelijkheid echter grotendeels via de balans (voorraden) worden verantwoord.
- De post onvoorzien is niet geheel aangewend in het afgelopen jaar (€ 1,6 miljoen);
- Er was geen dotatie benodigd voor de voorziening wachtgelden en pensioenen vanwege de hogere marktrente (€ 0,5 miljoen).
Toelichting verschil exploitatiebaten
Aan de opbrengstenkant is, in tegenstelling tot de lasten, juist sprake van een hogere realisatie dan in de begroting was voorzien. We realiseerden € 7 miljoen meer baten dan begroot. Dit komt overeen met circa 1,5% van de totale gerealiseerde opbrengsten. De hogere baten zijn met name gerealiseerd in de programma’s van Bereikbaarheid, waar een hogere doorbelasting van vervoerskosten van de regiotaxi is verantwoord (€ 2 miljoen). Ook is hier de incidentele afkoopsom van het beheer- en onderhoud van het Merwedekanaal opgenomen die we van de provincie Zuid-Holland gaan ontvangen (€ 2,7 miljoen). En verder geldt dat in de decembercirculaire ruim € 1 miljoen aan hogere baten is ontvangen die niet meer in de begroting konden worden verwerkt.
Toelichting verschil reserves
In de bijgestelde begroting was rekening gehouden met bijna € 176 miljoen aan stortingen in de verschillende reserves, waaronder de bestemmingsvoorstellen bij de vaststelling van de jaarrekeningen 2020. Deze stortingen zijn op € 7 miljoen na allemaal gerealiseerd. Tegelijk was rekening gehouden met een onttrekking van € 224 miljoen uit de reserves, verdeeld naar € 35 miljoen uit de algemene reserves en € 189 miljoen uit de bestemmingsreserves. Uit de bestemmingsreserves is echter € 13 miljoen minder onttrokken, wat direct verband houdt met de eerder toegelichte onderbesteding op de exploitatielasten. Exploitatielasten die begroot waren om te onttrekken uit een bestemmingsreserve, maar die niet zijn gerealiseerd zijn conform de financiële voorschriften ook niet onttrokken aan de bestemmingsreserves.
Voor een groot deel van de bestemmingsreserves geldt overigens dat de gestelde doelstellingen overeind blijven, waardoor de middelen in die reserves beschikbaar dienen te blijven. De realisatie van de doelstellingen, en de daarmee gepaard gaande lasten, doet zich echter in andere jaren voor dan we eerder hadden voorzien. Via de planning en control cyclus van 2022 zullen we de daarvoor benodigde begrotingswijzigingen aanleveren.
Ontwikkeling van de balans in 2021
Op de provinciale balans verantwoorden we alle bezittingen (activa) en de wijze waarop die gefinancierd zijn (passiva). Per eind 2021 bedraagt het totaal aan activa bijna € 925 miljoen. Dat is een toename van € 40 miljoen (5%) ten opzichte van de stand per eind 2020. Deze toename volgt met name vanuit gedane investeringen in materiële vaste activa. Die materiële vaste activa heeft per eind 2021 een omvang van circa € 620 miljoen, waarvan circa € 415 miljoen (67%) betrekking heeft op gedane investeringen in het openbaar vervoer.
De provinciale balans dient altijd in evenwicht te zijn, dus de passivazijde kent per eind 2021 ook een omvang van bijna € 925 miljoen. Aan de passivazijde worden de grootste posten gevormd door het eigen vermogen (61%), bestaande uit de algemene reserves (€ 203 miljoen), de bestemmingsreserves (€ 302 miljoen) en het rekeningresultaat (€ 60 miljoen), en door de overlopende passiva (35%). Daaronder verstaan we de nog te betalen bedragen (€ 258 miljoen) en de van het Rijk ontvangen voorschotbedragen op specifieke doeluitkeringen, de zogenoemde SPUK’s (€ 55 miljoen). De specifieke doeluitkeringen zijn middelen die we van het Rijk ontvangen om te besteden aan een specifiek doel conform de door het Rijk daaraan gestelde voorwaarden. Per eind 2021 hebben we circa 20 van dergelijke uitkeringen ontvangen, waarvan de besteding in komende jaren zal plaatsvinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn de ontvangen middelen voor bodemdaling Veenweiden, het programma Natuur en de Korte Termijn Aanpak bij mobiliteit.