Hoofdstuk 3: Paragrafen

3.9 Brede welvaart

3.9 Brede welvaart

1. Brede welvaart als concept
Sinds het verschijnen van het Brundtland-rapport in 1987 klinkt het pleidooi om de vooruitgang van de samenlevingen af te meten aan hun vorderingen op het gebied van duurzaamheid in brede zin: welzijn van mensen (people), balans in de natuur (planet), en economie (profit). Vanaf 2009 zijn wereldwijd honderden meetsystemen opgezet om deze progressie in kaart te brengen. Na het verschijnen van het eindrapport van de Tijdelijke Kamercommissie Breed Welvaartsbegrip in 2016 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek de Monitor Brede Welvaart voor Nederland ontwikkeld, in nauwe samenwerking met Eurostat, OECD en Verenigde Naties. Op die manier is een raamwerk ontstaan dat consistent is in conceptuele basis, indicatorenset en dataverzameling waardoor internationale vergelijking mogelijk is. In 2020 heeft het CBS de Monitor Brede Welvaart voor het eerst geregionaliseerd op provinciaal en gemeenteniveau. Deze is in 2021 geactualiseerd; komende jaren zal de monitor in ontwikkeling blijven in nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van Rijk, regio's en gemeenten. De provincie maakt gebruik van deze dataset ten behoeve van vergelijkbaarheid op nationaal niveau en met andere regio's.

De monitoring van brede welvaart binnen dit internationaal raamwerk kent drie belangrijke uitgangspunten:

  1. de indicatoren worden onderverdeeld in dimensies 'hier en nu' (brede welvaart in het hier en nu), 'later' (sociaal, economisch, menselijk en natuurlijk kapitaal dat bepalend is voor ontwikkeling in de toekomst), en 'elders' (effecten van het handelen in het 'hier en nu' op andere regio's);
  2. de indicatoren zijn geselecteerd om inzicht te geven in brede welvaart van het individu of het huishouden. Er wordt niet gekeken naar de prestaties van bedrijven, of naar algemeen beschrijvende indicatoren;
  3. de scores op de individuele indicatoren worden getoond, en niet opgeteld tot een samengestelde index (één alomvattend cijfer). De diverse aspecten van brede welvaart wegen voor ieder individu tenslotte verschillend; daarmee is weging een politieke actie. Vanuit analytisch oogpunt maakt een gemiddelde bovendien het onderscheid tussen positief en negatief scorende indicatoren onzichtbaar waardoor belangrijke inzichten verdwijnen.

2. Gebruik in beleid
Brede welvaart brengt op verschillende onderwerpen de kwaliteit van leven in beeld van inwoners. Achter de scores gaat een complex geheel schuil van oorzaken en invloeden. Zo kan tevredenheid met het leven een relatie hebben met werk, sociale contacten, gezondheid en huisvesting. Uit de landelijke Monitor Brede Welvaart weten we dat bijvoorbeeld opleidingsniveau en migratie-achtergrond samenhangen met  inkomen, positie op de arbeidsmarkt en gezondheid. Dit roept de vraag op welke rol een overheid kan spelen bij het verbeteren van brede welvaart. Op sommige thema's is er sprake van een meer directe invloed (bv. huisvesting), op andere thema's is die invloed meer indirect of meer complex (bv opleiding, gezondheid).
Vanwege enerzijds de complexiteit van oorzaken en anderzijds verschillen in de mate van beïnvloeding wordt het monitoren van brede welvaart internationaal beleidsmatig veelal gebruikt als agenderingsinstrument. Het monitoren van brede welvaart door de tijd heen en in vergelijking met andere regio's kan laten zien waar vorderingen worden gemaakt en waar acties nodig zijn. Brede welvaartsindicatoren zijn niet bruikbaar om de effectiviteit te meten van overheidsmaatregelen. Daarvoor moeten andere instrumenten worden ingezet, zoals beleidsevaluaties (zowel ex ante als ex post). Bredewelvaartsmonitors stellen ook geen doelen; dat is aan politiek bestuur.
Veel regio's in Nederland verkennen inmiddels de mogelijkheden om brede welvaart te koppelen aan de beleidscyclus, zoals Friesland, Zeeland en Zuid-Holland. Het Planbureau voor de Leefomgeving ondersteunt deze kennisontwikkeling met onder meer webinars. De drie landelijke planbureaus (Centraal Planbureau (profit), Sociaal en Cultureel Planbureau (people) en Planbureau voor de Leefomgeving (planet)) onderzoeken of een aantal indicatoren voor de brede welvaart bruikbaar is in prognosemodellen.
Op verschillende plekken binnen de provincie wordt verkend hoe het concept van brede welvaart voor beleid kan worden ingezet. Zo worden in het kader van twee regiodeals (Vitale wijken, Foodvalley) monitoringssystemen ontwikkeld. Voor de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Regio Utrecht (ROM RU) is verbetering van de brede welvaart onderdeel van het beoordelingskader bij investeringen. Ervaring in de eigen regio en uit andere regio's voeden onze eigen verkenningen voor gebruik. Mede op basis van een maatwerk dataset van het CBS zullen we in 2022 bijvoorbeeld een trendanalyse voor de provincie publiceren.

3. Brede welvaart in de provincie Utrecht
In deze paragraaf schetsen we de brede welvaart op hoofdlijnen voor de inwoners van de provincie Utrecht. Daarvoor wordt als basis de indicatorenset gebruikt die het CBS in december 2021 publiceerde in de regionale Monitor Brede Welvaart. Voor dit hoofdstuk worden enkele indicatoren uitgelicht. De volledige dataset is hier online te raadplegen. De regionale dataset omvat met 42 indicatoren minder data dan de landelijke monitor omdat rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van data op lager geografisch niveau (provincies, gemeenten). Door de wijze en frequentie van dataverzameling en noodzakelijke controles en bewerking zit er enige vertraging in de publicatie van de cijfers. De meest recente cijfers hebben betrekking op het jaar 2020. Aanvullend op de CBS-dataset worden daarom in de laatste subparagraaf andere bronnen en indicatoren gebruikt om een beeld te schetsen van de ontwikkelingen in 2021.

Dimensie 'hier en nu'

Het CBS geeft in figuur 1 de ontwikkelingen op de korte termijn aan met een kleur in de buitenste ring. De negatieve gevolgen van de coronapandemie zijn statistisch in 2020 terug te zien in de lagere tevredenheid met het leven, en in de daling van het bbp per inwoner. Daarentegen daalden de criminaliteitscijfers.
De inwoners van Utrecht doen het echter goed vergeleken met inwoners van andere provincies .

Figuur 1:
Indicatoren brede welvaart hier en nu, provincie Utrecht (bron: CBS)

Op het vlak van gezondheid en welzijn gaat het ondanks de coronapandemie relatief goed met inwoners van Utrecht. In de provincie vond 81,1% van de inwoners dat ze in 2020 in goede gezondheid verkeerde; landelijk lag dat percentage op 79,1%. Ondanks de coronacrisis bleek dit percentage gestegen ten opzichte van de eerdere meting in 2016 (77,6%); deze stijging is in lijn met het landelijke beeld. Van alle provincies hebben de inwoners van Utrecht ook de hoogste levensverwachting (82,2 jaar). De provincie telt met 44,3% relatief de minste mensen met overgewicht; landelijk ligt dit percentage op 49,4%. Het aandeel mensen met overgewicht stijgt wel (+0,3%-punt ten opzichte van 2016). In Utrecht wonen ook minder mensen met één of meer landurige aandoeningen (30,1%) dan landelijk (32,2%). Met deze scores bekleedt de provincie de eerste positie van alle twaalf provincies. Uit een groot aantal onderzoeken, waaronder nationale bredewelvaartsanalyses van het CBS, komt naar voren dat er een positieve relatie ligt tussen een hoog opleidingsniveau en gezondheid. Het opleidingsniveau ligt in Utrecht hoger dan gemiddeld. We analyseren momenteel in hoeverre dit opleidingsniveau doorwerkt in de Utrechtse bredewelvaartsscores. [1]   

Inwoners van Utrecht hebben meer dan gemiddeld vertrouwen in instituties (Tweede Kamer, rechterlijke macht, politie): dat gold in 2020 voor 72,5% van de Utrechters (Nederland: 69,5%). Dat vertrouwen is in de loop van de jaren ook gestegen; in 2012 had 60,4% van de inwoners van de provincie fiducie in instituties. Ook het vertrouwen in andere mensen ligt op een hoog niveau. Het contact met familie, vrienden en buren ligt op het gemiddelde van Nederland. Andere regio's scoren op deze dimensie beter, zoals Overijssel en Drenthe.
De coronacrisis toont zich echter wel in de scores op de tevredenheid met het leven. Sinds 2013 steeg deze indicator; in 2019 gaf nog 88,9% van de Utrechters zijn leven een 7 of hoger. In 2020 was dit teruggevallen naar 85,6%. Ook landelijk was deze dalende trend te zien (van 87,3% in 2019 naar 84,8% in 2020).
De lockdowns van sport en vrije tijd trokken ook sporen in het vrijwilligerswerk. Minder inwoners van Utrecht verrichtten vrijwilligerswerk: 49,2% in 2020 tegenover 51,4% in 2019. Daarmee blijven Utrechters echter nog steeds behoorlijk actief.  Landelijk was de daling namelijk groter: van 46,7% in 2019 naar 43,8% in 2020.

Op het vlak van materiële welvaart blijft het goed gaan met de inwoners van Utrecht. De arbeidsparticipatie ligt op 73,8%, de hoogste van alle provincies. Werkzoekenden hebben de vacatures voor het uitkiezen: per 1.000 banen telde de provincie in 2020 28 vacatures, het hoogste van Nederland. Dat is weliswaar een daling ten opzichte van het laatste pre-coronajaar 2019, toen Utrecht 37 vacatures per 1.000 banen had. Maar met een werkloosheid van 3,2% in 2020 levert dat voor alle werkgevers in de provincie nog steeds knelpunten op. Tegelijkertijd is een op de vijf inwoners van de provincie ontevreden met zijn reistijd van en naar het werk; dat is meer dan gemiddeld in Nederland. Alleen inwoners van Flevoland zijn nog ontevredener over hun reistijd. De groeiende thuiswerkmogelijkheden bieden dus vooral inwoners van Utrecht kansen om wens en werk beter op elkaar af te stemmen. Dat kan leiden tot ander reisgedrag. Dat kan ook leiden tot andere

woonvoorkeuren. Uit de CBS-cijfers komt namelijk ook naar voren dat een op de zes inwoners van Utrecht (zeer) ontevreden is over zijn woonomgeving (meest recente cijfer: 2018).

Dimensie 'later'
In het concept van brede welvaart zijn ook thema's opgenomen die bijdragen aan welvaart voor de langere termijn en voor volgende generaties. De zogeheten kapitaalsbenadering vormt hiervoor de basis: het menselijk, sociaal, natuurlijk en economisch kapitaal dat bijdraagt aan toekomstige brede welvaart.

De kortetermijntrend (buitenste ring in figuur 2) laat vooruitgang zien op particuliere zonne-energie, emissies en uitstoot (daling), ervaren gezondheid, en sociale cohesie .

Gekeken naar het natuurlijk kapitaal, dan zien we dat Utrecht een opgave heeft. Het percentage bebouwd oppervlak steeg in provincie Utrecht van 14,4% in 1996 naar 16,6% in 2015. In Noord-Holland steeg het van 15,1 naar 17,1%. In Zuid-Holland van 17 naar 20,4%. Ondanks de toename van de bebouwing schommelt natuur- en bosgebied als aandeel in het grondoppervlak sinds 1996 rond 15%. Per 1.000 inwoners is in Utrecht 17 ha natuur- en bosgebied beschikbaar (meest recente cijfer: 2015). Dat is meer dan in Zuid-Holland (6 ha) of Noord-Holland (11 ha), maar aanmerkelijk onder het landelijk gemiddelde (30 ha).

Figuur 2:
Indicatoren brede welvaart later, provincie Utrecht (bron: CBS)

Met de uitstoot van vervuilende stoffen gaat het de goede kant op. De emissies van fijnstof dalen, evenals de uitscheiding van fosfaat en van stikstof door landbouwactiviteiten. Utrecht bereikt hiermee een middenpositie ten opzichte van andere provincies.
De uitrol van zonnepanelen bij particulieren lijkt achter te blijven ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Nu wordt per woonhuis in Utrecht gemiddeld 370 watt opgewekt (Nederland: 410 watt). Dat is meer dan in Zuid-Holland (230 watt) of Noord-Holland (270 watt) maar minder dan in bijvoorbeeld Gelderland (510 watt) of Overijssel (500 watt). De ontwikkeling jaar-op-jaar laat echter wel zien dat Utrecht in de laatste twee jaar versnelt.

Voor wat betreft het menselijk en sociaal kapitaal leunt de provincie op een omvangrijk aandeel van de bevolking met een hogere beroeps- dan wel wetenschappelijke opleiding. Met 45% ligt dit aandeel meer dan 10%-punt boven het landelijk gemiddelde. Tussen 2019 en 2020 is dit aandeel in Utrecht ook verder gestegen, van 42,5% naar 44,6%.
Naast het hoge opleidingsniveau heeft de regio ook voordeel van de goede gezondheid van inwoners. Anderzijds kan de score op sociale cohesie hoger. Inwoners van Friesland, Drenthe en Overijssel voelen zich wat meer met elkaar verbonden.

Gekeken naar het economisch kapitaal, dan ligt er tussen het opleidingsniveau van de inwoners en het financieel vermogen van inwoners een relatie. Ook speelt de opwaartse druk van de woningprijzen een rol. Het is dan ook niet zo vreemd dat inwoners van Utrecht een hoog financieel vermogen hebben: het mediaan vermogen (het bedrag waarbij precies 50% van de huishoudens een groter vermogen heeft en precies 50% een kleiner vermogen) in Utrecht bedraagt €73.400 per huishouden (laatst beschikbare jaar: 2019). Dit vermogen bestaat uit het saldo van bezittingen en schulden, incl. bank- en spaartegoeden, aandelen en de waarde van de eigen woning. Sinds 2006 is dit vermogen in Utrecht meer dan verdubbeld; in Nederland als gemiddelde steeg het met 57%. Tegenover dit vermogen staat echter ook een hoge schuldpositie per huishouden. Hypotheekschuld wordt hierbij geteld. Een huishouden in Utrecht had in 2020 gemiddeld €128.500 schuld, tegenover €109.800 gemiddeld in Nederland. Van alle provincies is dat de slechtste positie.

Brede welvaart in coronajaar 2021
De beschikbaarheid van ‘real time’ data op regionaal niveau over bredewelvaartsaspecten is beperkt. Daarom wordt voor dit onderdeel geput uit andere bronnen dan de regionale monitor brede welvaart van het CBS. Daarbij is het vaak niet mogelijk om een regionale uitsplitsing of vergelijking te maken. Waar dat wel kan, is dat aangegeven. Het gaat vooral om een schets op hoofdlijnen van de ontwikkeling in 2021.

Gezondheid en welzijn
Uit de kwartaalcijfers van de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor van het CBS wordt duidelijk dat meer mensen psychische klachten ontwikkelden. Waar het aandeel mensen met psychische klachten in 2017-2019 schommelde tussen de 11 en 12%, liep dit aandeel in de loop van 2021 op naar ruim 15%. In het derde kwartaal leek het aandeel een fractie te dalen, naar 14,3%.
In de economie als geheel bewoog het ziekteverzuim in de loop van 2021 tussen 4,8% (Q1) en 4,6% (Q3). Dit cijfer ligt boven het ziekteverzuimpercentage in pre-coronatijden (3,5% in Q3 2016, 4% in Q3 2019).

Samenleving en veiligheid
Tijdens de lockdowns in 2020 en 2021 werden veel minder misdrijven geregistreerd. Tijdens de eerste lockdown (februari-april 2020) daalde het aantal geregistreerde misdrijven tot een niveau dat de voorgaande vijf jaar niet meer was gezien. Door thuiswerken daalde het aantal inbraken, door lockdowns van de horeca was er minder sprake van uitgaansgeweld. Met de versoepelingen nam ook het aantal misdrijven weer toe. Gedurende de tweede lockdown (oktober 2020-februari 2021) daalde het aantal misdrijven opnieuw. Dat gebeurde opnieuw in de derde lockdown, vanaf oktober 2021.
In de loop van 2021 werd de stemming in de samenleving somberder, blijkt uit het periodiek onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In oktober 2021 vond 65% van de bevolking dat het met Nederland de verkeerde kant op ging; in april was dat nog 55%. Corona was daarbij niet langer de grootste zorg; effectiviteit en kwaliteit van openbaar bestuur vormden in oktober het meest genoemde probleem. Inwoners zijn daarnaast bezorgder geworden over huisvesting, inkomensongelijkheid en kosten voor levensonderhoud, en over milieu en criminaliteit.

Materiële welvaart en arbeid
Vanaf het voorjaar van 2017 daalde het aantal mensen met een bijstandsuitkering bijna voortdurend tot februari 2020, het begin van de coronapandemie. Het aantal mensen met een bijstandsuitkering steeg toen van 415.000 naar 430.000 in juli 2020. Sindsdien daalt het aantal weer, en het aantal uitkeringsgerechtigden dook in november 2021 met 413.000 onder het niveau van februari 2020.
Het economisch herstel in 2021 strekt zich niet uit over de volle breedte van de economie. Uit de provinciale ondernemerspeilingen in 2020 en 2021 bleek dat circa 9% van de ondernemers ook in tijden van economisch herstel voor zichzelf een negatief perspectief schetst. Enquêtes van de Kamer van Koophandel laten zien dat zich dat concentreert in een aantal sectoren (evenementen- en vrijetijdssector, horeca, cultuur). Vanuit de inwoners bezien, is het herstel goed: in provincie Utrecht daalde het aantal werklozen in de beroepsbevolking van 28.000 in het laatste kwartaal van 2020 naar 24.000 in het tweede kwartaal van 2021.
Uit de CBS-metingen van het consumentenvertrouwen komt naar voren dat het sentiment in de provincie Utrecht in het vierde kwartaal 2021 bijna net zo negatief was als in de tweede helft van 2020. Utrecht volgt hierbij het landelijke patroon.

.
[1] CBS heeft in opdracht van provincie Utrecht een maatwerkanalyse gemaakt waarbij de scores op een aantal bredewelvaartsindicatoren zijn uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Deze analyse wordt verwerkt in de trendanalyse die in 2022 verschijnt.

Deze pagina is gebouwd op 05/24/2022 15:21:08 met de export van 05/24/2022 14:35:59