Hoofdstuk 4: De jaarrekening

4.2 Grondslagen van de financiële verslaggeving

Algemeen

De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften vanuit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Tenzij bij de desbetreffende balanspost anders is vermeld, worden passiva opgenomen tegen nominale waarde. De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Balans – Activa

Vaste activa
1. Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa bestaan uit bijdragen aan activa in eigendom van derden. Voor bijdragen aan activa in eigendom van derden is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden is verstrekt. Het afschrijven op investeringen start in het jaar ná ingebruikname van het actief met een minimaal activeringsbedrag van € 0,1 mln.
Tevens is het disagio van de geldlening opgenomen onder de immateriële vaste activa. De afwaarderingstermijn is maximaal gelijk aan de termijn van de geldlening.

2. Materiële vaste activa
Het BBV onderscheidt 3 categorieën investeringen:

a) Investeringen met een economisch nut;
b) Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing geheven kan worden (deze categorie is voor de provincie Utrecht niet van toepassing);
c) Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Alle investeringen boven € 0,1 mln. worden geactiveerd. De materiële vaste activa zijn opgenomen tegen de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
De afschrijvingen vinden lineair en onafhankelijk van het resultaat plaats. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de Nota Investeren, Waarderen en Exploiteren (PS2017BEM14) en zijn als volgt:

Categorie

Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

0 jaar (gronden) - 30 jaar (terreininrichting)

Bedrijfsgebouwen

30-40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

5-30 jaar

Vervoermiddelen

5-30 jaar

Machines, apparaten en installaties

3-20 jaar

Het afschrijven op investeringen start in het jaar ná ingebruikname van het actief met een minimaal activeringsbedrag van € 0,1 mln.

3. Financiële vaste activa  

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht.

Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats. Indien de marktwaarde onder de verkrijgingsprijs daalt, wordt een voorziening getroffen.

Vlottende activa
4. Voorraden

a. Grond- en hulpstoffen

De voorraadwaarde materiaal trams wordt bepaald door het aantal artikelen te vermenigvuldigen met de verkrijgingsprijs. Voor eventuele incourante voorraad wordt een voorziening getroffen.

b. Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie

Bouwgronden in exploitatie worden gewaardeerd op de vervaardigingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde. De “rode projecten” van de gebiedsontwikkeling Hart van de Heuvelrug/Vliegbasis Soesterberg worden in de balans opgenomen als onderhanden werk (bouwgronden in exploitatie). De grondexploitatie gebiedsontwikkeling HvdH/Vliegbasis Soesterberg wordt gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs, hierop wordt niet afgeschreven. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de grond en de overige kosten die rechtstreeks worden toegerekend aan de grondexploitatie. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Wanneer de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vindt afwaardering plaats naar de lagere marktwaarde. In dat geval wordt hiervoor een (verlies)voorziening gevormd.

Door Provinciale Staten is vastgesteld dat alle “rode projecten” als één grondexploitatie moeten worden gezien. Om te bepalen of sprake is van een lagere marktwaarde wordt de eindwaarde van de “rode projecten” in totaliteit beschouwd.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode (POC): voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst genomen.
Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

  1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
  2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
  3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

c. Gereed product en handelsgoederen

Alle gronden die we voor het programma Agenda Vitaal Platteland (AVP) aankopen, worden geactiveerd op de balans in de Grondvoorraad AVP tegen de verkrijgingswaarde of -in het geval van gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -tegen de lagere marktwaarde in de grondvoorraad AVP. De lagere marktwaarde wordt bepaald o.b.v. het toekomstige doel van de grond. Bij lagere marktwaarde wordt een voorziening getroffen (de Voorziening Dekking fin. risico grondbedrijf).

5. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
Vorderingen worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs, verminderd met een eventuele voorziening voor oninbaarheid.

6. Liquide middelen

De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

7. Overlopende activa

De overige vlottende activa worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde.

Balans – Passiva

Vaste passiva
8. Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten. Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan Provinciale Staten een bepaalde bestemming hebben gegeven.

9. Voorzieningen
Onder de voorzieningen zijn opgenomen:

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op het moment van opstellen van de jaarrekening onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
  • op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
  • kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren die van de Europese en Nederlandse overheidslichamen zijn ontvangen. Deze voorschotbedragen worden onder de overlopende passiva verantwoord.

Voorzieningen worden gewaardeerd op nominale waarde, met uitzondering van de voorziening Pensioenen Gedeputeerden. Aan de voorziening Pensioenen Gedeputeerden ligt een actuariële berekening ten grondslag. De gehanteerde rekenrente over 2021 bedraagt 0,528% (2020 0,082%).

10. Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer
De langlopende schulden worden gewaardeerd op nominale waarde.

Vlottende passiva

11. Netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De vlottende passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders staat vermeld.

12. Overlopende passiva
De vlottende passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders staat vermeld.

Buiten de balans opgenomen bedragen
Gewaarborgde geldlening en garantstellingen
De schuldrestanten per einde van het boekjaar van de door de provincie gewaarborgde geldleningen en garantstellingen zijn buiten de balanstelling gehouden. In de toelichting op de balans is een overzicht van de gewaarborgde geldleningen en garantstellingen opgenomen.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

De niet uit de balans blijkende verplichtingen betreffen verplichtingen die niet in de balans tot uitdrukking komen op basis van de toepassing zijnde wet- en regelgeving (BBV). Er geldt hier een ondergrens van € 1 miljoen per verplichting.

Deze pagina is gebouwd op 05/24/2022 15:21:08 met de export van 05/24/2022 14:35:59